Gaat Eline vinden wat ze zoekt?

Behoedzaam opent het kamermeisje de slaapkamerdeur en sluipt naar het raam om de gordijnen te openen. Lichtjes schudt ze aan de schouder van Eline om haar te wekken. Onbevangen wrijft Eline in haar ogen en strekt zich eens goed uit.

‘Lekker geslapen,’ vraagt het kamermeisje?

‘Niet echt, ik kon maar niet inslaap komen. Pas in de vroege morgen ben ik uiteindelijk in slaap gevallen,’ antwoordt Eline.

Terwijl het kamermeisje de kleren klaarlegt stapt Eline uit bed en loopt naar het raam. Daar tuurt ze over het landgoed dat door een pak sneeuw is overvallen. Grote vlokken dwarrelen zigzaggend naar beneden en als ze naar de lucht kijkt begrijpt ze dat het voorlopig nog wel even zal blijven sneeuwen. Met haar ellenbogen leunt ze op de rand van de vensterbank en laat haar hoofd op haar handen rusten. Ze staakt een diepe zucht en even sluit ze haar ogen in de hoop dat als ze ze weer opent de wereld er heel anders zou uitzien. Maar helaas…

‘Lijkt het je geen leuk idee om straks een stukje met de slee te gaan rijden,’ vraagt het kamermeisje?

De enige reactie die ze krijgt is een diepe zucht. ‘Mag ik je vragen wat je dan wel zou willen, ik maak me al een tijdje zorgen om je.’

‘Weet je Maartje, jij kan er ook niets aan doen. Ik heb alles wat mijn hartje zou moeten begeren, maar toch ben ik niet gelukkig. Ik weet dat mijn ouders hun best doen. Ze vliegen me de wereld rond en leren mij hoe ik mij moet gedragen in ons milieu. Al die mensen zijn reuze aardig, maar net zo rijk als mijn ouders. Ik wil zo graag de wereld leren kennen waar de dingen er echt toe doen. Al die rijkdom om mij heen, zegt mij niets. Tenslotte kan je maar op één paar schoenen tegelijk lopen en maar één jurk, broek of jas aandoen. Als ik weer eens voor de zoveelste keer naar zo’n feest moet en opnieuw al die rijke mensen ontmoet, voel ik mij zo eenzaam en ongelukkig.  

Rijke mensen, die nog rijker willen zijn dan anderen. Ik heb zo genoeg van die hebzucht. Sorry, ik moet jou daar helemaal niet lastig meevallen. Je hebt gelijk, misschien kunnen we later met de slee erop uit trekken, maar niet met de arrenslee want dan kijken de mensen mij zo na en als ik dan naar ze zwaai, draaien ze hun hoofd weg. Nee, ik wil een gewone slee. Ergens moet er op dit landgoed toch nog wel een doodgewone slee te vinden zijn. Eén waar je lekker op kan gaan zitten om naar beneden te roetsjen.’

Maartje laat haar handen even op de schouders van Eline rusten en samen staren ze ingedachte naar de neerdalende sneeuwvlokken.

‘Ik begrijp best wat je bedoelt, maar weet dat je ouders ontzettend veel van je houden. Ik kan je alleen maar zo goed als ik kan voor je zorgen en steunen. En dat doe ik heel graag, maar toch zou ik willen dat ik zou kunnen helpen om je geluk te vinden.’

Eline kijkt haar verbaast aan en ziet de droefheid in de ogen van Maartje. De ogen van Maartje zijn wel heel bijzonder en ze ontdekt er een aantal kleuren in. Nog nooit had ze zulke mooie ogen gezien. Ogen die haar vriendelijk aankijken en die de kleuren in het morgenlicht laten schitteren. Groen, kastanjebruin met wat lichtbruin en lichtblauw, maar het diepe blauw heeft de overhand.  Waarom was haar dat nooit eerder opgevallen.

‘Weet je wat ik zou willen, ik zou best willen werken. Maar ja, daar zijn mijn ouders het vast niet mee eens. Zij vinden dat ik mij als een perfecte gastvrouw moet leren gedragen. Ik heb daar geen zin in, ik wil iets zinnigs met mijn leven doen. Mijzelf zijn en niet een kloon van mijn moeder. Gewoon gelukkig zijn, zonder al dat fake gedoe. Weet je, jij begrijpt mij waarschijnlijk veel beter dan mijn ouders. Ik zou willen dat jij mijn beste vriendin zou kunnen zijn. Kan dat?’

‘Lieve schat ik ben zeer vereerd, maar je weet net zo goed als ik dat je ouders dat nooit goed zullen vinden,’ antwoordt Maartje zacht. ‘Als ze erachter komen dat wij te close met elkaar zijn, dan zullen zij mij direct ontslaan en daar worden we beiden niet beter van.’

Maartje loopt naar de deur maar wordt tegengehouden door Eline. ‘Maartje je hebt gelijk en het laatste wat ik zou willen is jouw verdriet doen.’

‘Eline, er zijn nou eenmaal regels die we moeten naleven. Ook ik heb mijn leven en daar schort ook het één en ander aan, maar dat moet ik dragen. Niet klagen, maar dragen. Als jij ongelukkig bent met jouw leventje hier dan moet je er iets aan doen. Ik weet dat ik dat niet mag zeggen en als je ouders mij zouden horen, krijg ik vast en zeker een behoorlijke uitbrander. Je bent mij erg dierbaar en het doet me pijn dat je je zo ongelukkig voelt. Misschien is het beter dat ik zelf ontslag neem.’

‘Nee, niet doen. Je gaat geen ontslag nemen hoor. Met wie zou ik anders zo vertrouwelijk kunnen spreken.  Sorry dat klinkt wel erg egoïstisch. Het spijt me, maar ik ben van je gaan houden. Echt waar.’

Voor het eerst ziet Maartje tranen over de wangen van Eline rollen en geruststellend legt zij haar arm om haar schouders. ‘Stil maar, ik zal je helpen,’ fluistert Maartje en met een zakdoek droogt ze de tranen van Eline.

‘Dank je Maartje, dit zal ik nooit vergeten.’ 

Plotseling wordt er op de deur geklopt en komen haar ouders de kamer in: ‘Lieve schat, we hebben een verrassing voor je,’ roept haar moeder uitbundig.

Moeder vertelt haar enthousiast dat ze haar mee willen nemen op een cruiseschip, maar Eline wordt daar niet blij van. Hulpbehoevend kijkt ze haar vader aan en hoopt dat hij haar zal steunen.

‘Mam, pap ik zou heel graag thuis willen blijven. Het kamermeisje kan heel goed voor mij zorgen, ja toch,’ vraagt ze aan Maartje?

Het wordt stil en niet begrijpend kijkt haar moeder haar aan. Vader knikt en zegt uiteindelijk: ‘Natuurlijk mag dat, maar je weet niet wat je gaat missen, toch moeder?’

‘Maar lieverd, waarom heb je geen zin om met ons mee te gaan?’

Moedeloos kijkt Eline haar moeder aan, maar plotseling valt Maartje haar bij: ‘Ze vertelde mij net dat ze geniet van deze tijd van het jaar, zeker nu het landgoed er met dit weer zo prachtig bij ligt. Het spijt me, ik wilde me er niet mee bemoeien.’

‘Doe dat dan ook niet. Het is niet jouw plaats om zich met onze besluiten in te laten,’ snauwt de moeder van Eline Maartje toe. ‘Goed Eline, als jij liever thuis wil blijven, dan doe je dat maar. Kom vader, we moeten nog het één en ander pakken voor onze reis.’

Geërgerd loopt haar moeder naar de deur en vader kijkt nog even vragend naar zijn dochter, maar als hij begrijpt dat ze voet bij stuk houdt, volgt hij zijn vrouw. Bij de deur draait hij zich nog even om en kijkt Eline glimlachend aan en steekt zijn duim omhoog, alsof hij wil zeggen ‘Goed gedaan kind’.

Een paar uurtjes later zwaait Eline op het bordes haar ouders uit en langzaam ziet ze de auto de oprijlaan afrijden. ‘Ik denk dat we die de komende weken niet terug zullen zien.’

Zuchtend kijkt ook Maartje ze na en antwoord: ‘Dat denk ik ook niet. Waarschijnlijk zien we ze pas weer terug op oudejaarsdag. Mijn werkdag zit erop, morgen kletsen we nog wat bij.’

‘Goed Maartje. Dank je voor je bijval vanmorgen, dat was erg moedig van je.’

‘Ja, dat was wel risicovol. Gelukkig is het goed afgelopen. Tot morgen.’

‘Tot morgen,’ groet Eline terug.

In de huiskamer gaat ze in het hoekje van de brede vensterbank zitten en staart de besneeuwde tuin in. Inmiddels ligt er een flink pak sneeuw en Eline moet denken aan de worden van Maartje. ‘Ze vertelde mij net dat ze geniet van deze tijd van het jaar, zeker nu het landgoed er met dit weer zo prachtig bij ligt.’ Maartje heeft gelijk, het is mooi in deze tijd van het jaar, daar had ze de afgelopen jaren te weinig bij stilgestaan. Waarom zien pa en ma niet dat we hier alles hebben wat we nodig hebben?

In de verte ziet ze de stallen en besluit om even naar de paarden te gaan kijken. Ze trekt een dikke wollen jas aan, maar vergeet een paar warme laarzen aan te trekken. Door de platte schoentjes, die ze draagt, voelt ze al snel de kou, maar besluit om flink door te stappen.

In de stal inspecteert ze één voor één de paarden die geriefelijk in hun box staan. Aan het eind van de stal komt ze bij het laatste paard. Een mooi sneeuwwit paard, dat haar niet bekend voorkomt. Op het bordje dat aan zijn staldeur hangt staat met sierlijke letters geschreven;

‘ Witteveder’.

Ze kan zich niet herinneren dat haar vader ooit een wit paard had aangekocht. Het laatste paar dat hij kocht was 2 jaar geleden. Dat was ter ere van haar 16e verjaardag, maar die had een donkere kleur. Liefdevol aait ze het beest dat haar vriendelijk zijn kop toesteekt.

‘Dit kan niet mijn paard zijn, ik weet zeker dat die van mij donkerbruin was,’ fluistert ze zacht.

‘En toch is het hetzelfde paard Eline,’ hoort ze plots.

Zoekend kijkt ze om zich heen maar kan niemand ontdekken.

‘Hier, ik ben hier beneden,’ hoort ze de stem opnieuw.

En warempel een paar meter verderop staat een mannetje van nog geen meter lang. Een grappig klein mannetje gehuld in een witte lange jas van bond en aan zijn voeten draagt hij knalgele laarzen die zijn afgewerkt met prachtige gekleurde vogeltjes. Op zijn hoofd draagt hij een grijze pet waar zijn puntige oren uitsteken.

‘Ojee, wat ben jij klein zeg. Ben je een dwerg of zo,’ grinnikt ze. ‘Sorry, dat is niet aardig van mij. Ik wilde je niet beledigen. Ik heet Eline.’ Ze gaat op haar hurken zitten en bekijkt de jonge man van top tot teen.

‘Ja…, ja…, zo is het wel goed Eline, als je wilt dat we vrienden worden zul je mij moeten accepteren zoals ik ben,’ antwoordt het mannetje.

Ze strekt haar arm uit en pakt voorzichtig zijn hand en fluistert: ‘Het spijt me. Ik was zeker niet van plan om je te beledigen, maar ben een beetje van slag door je verschijning. Hoe heet je eigenlijk. Ik wil heel graag vriendschap met je sluiten.’

‘Zou je dat echt willen,’ vraagt het mannetje?

‘Ja natuurlijk, waarom niet?’

‘Oké, mijn naam is Ejtraam,’ antwoordt hij en schut haar hand.

‘Ejtraam, wat een bijzondere naam.’

Eline je wilde weten waarom dit paard zo sneeuwwit is. Als je regelmatig in de stal zou zijn geweest, zou je weten waarom dit paard zo wit is. Ooit was dit paard bruin, maar naar mate ze ouder werd verdween die bruine kleur en werd ze witter en witter. Dit is jouw paard en ze heeft je gemist.’

‘Oh…, zou ze nog weten wie ik ben Ejjtraan?’

‘Ik denk het wel, want toen je haar zo even streelde begroette ze je. Probeer het nog maar eens.’

Eline stapt op Witteveder af en streelt haar opnieuw. Rustig legt het paard zijn hoofd op haar schouder en briest, alsof hij wil zeggen ‘Fijn dat je er eindelijk bent’.

‘Zie je wel,’ zegt Etjtraan

‘Weet je dat jij de enige bent die zo dicht bij haar mag komen,’ hoort ze een jonge stalknecht zeggen. ‘Ongelofelijk, misschien dat je vanaf nu eens wat vaker bij haar langs zou kunnen komen, zodat ze niet zo verkommert.’

Schuldig kijkt Eline de stalknecht aan en ze moet toegeven dat hij gelijk heeft. Ze had haar paard verwaarloost, ook al weet ze dat hij altijd goed verzorgd is door het stalpersoneel, ze had naar haar moeten omkijken. Uit de zadelkamer haalt ze een borstel en borstelt Witteveder tot dat ze glanst. Het doet haar denken aan de tijd dat ze bijna elke dag in de stallen te vinden was en een weemoedig gevoel komt in haar boven. Als ze klaar is gaat ze de hooizolder op en gaat languit in het hooi liggen. Daar valt haar oog op iets en wandelt erop af. Het is een slee, een wel heel oude slee, maar zij vindt hem prachtig. Ze vraagt de stalknecht of hij haar wil helpen om hem naar beneden te halen. Opgelaten neemt ze hem mee naar buiten en gaat erop zitten. Vrijwel direct komt de slee in beweging en roetsjt ze naar beneden, richting de vijver. Eline heeft lang niet zoveel plezier gehad, maar er is wel een probleem. De slee heeft inmiddels zo’n vaart en ze weet niet hoe ze hem moet stoppen. Hij schuift sneller en sneller richting de vijver. Glijdt er vervolgens overheen en aan het eind strand hij tegen een berg sneeuw. Opgelucht, maar voldaan stapt ze op de kant en wandelt naar het bordes.

‘Ben je niet iets vergeten. Moet je eerst niet iets opbergen of laat je dat zoals gewoonlijk weer door je personeel opknappen,’ hoort ze Ejtraam roepen.

Even voelt ze een boosheid in zich opkomen, maar begrijpt direct dat hij gelijk heeft. ‘Sorry, je hebt helemaal gelijk. Ik berg hem op,’ antwoordt ze.

Ze draait zich om maar Ejtraan is nergens meer te bekennen. ‘Nou ja zeg, ben ik aan het hallucineren of zo,’ moppert ze.

‘Ik kan je horen Eline,’ hoort ze in de verte roepen.

Nu de ouders van Eline op reis zijn trekt ze veel met Maartje op. Vandaag zouden ze samen gaan sleeën op een heuvel die ze ‘De Hoge Nol’ noemen, maar helaas moest Maartje plotseling weg zodat dit uitje niet door kon gaan. De stilte in het huis grijpt haar aan en haar gedachten gaan terug naar de afgelopen dagen. Het mannetje Ejtraam had ze niet meer gezien. Even had ze met de gedachten gespeelt om Maartje over het mannetje te vertellen, maar dat had ze niet aangedurfd. Nee zeg, stel je voor dat ze haar zou uitlachen. Nee, dit hou ik maar voor mezelf.  Ze besluit om een beker warme chocolademelk uit de keuken te halen en deze heerlijk in het hoekje van de vensterbank op te drinken en zo tegelijkertijd te genieten van de tuin en de prachtige vijver. Met dit weer heeft de vijver een sprookjesachtige aanblik en ze geniet van de ijspegels die haar tegemoet flonkeren. ‘Wat is dit mooi,’ fluistert ze.

‘Dat vind ik nou ook,’ hoort ze Maartje plotseling zeggen die zachtjes de kamer in komt.

‘Wat fijn, je bent er weer,’ begroet Eline haar

‘Ja, heb je zin om met mij mee te gaan naar de markt?’

‘Ja heel graag, dat lijkt me erg leuk,’ antwoordt Eline.

‘Goed, maar dan moet je je wel aanpassen en je gedragen alsof je één van de dorpsbewoners bent.’

‘Wat bedoel je daar mee?’

‘Ik bedoel dat je een sobere jas moet aantrekken en niet je afkomst moet verraden.’

‘Bedoel je dat mensen anders zullen reageren als ze weten wie ik werkelijk ben?’

‘Ja, dat bedoel ik. Jij wilt heel graag weten hoe de mensen leven die van jullie afhankelijk zijn en daarom moet je eerst ontdekken hoe zij leven en waarmee zij rond moeten komen. Je leert ze alleen kennen als je ze als gelijke behandeld. Later zul je er zelf achter komen waarom dit zo belangrijk is.’

‘Wat als ze doorhebben dat ik niet ben wie ik zeg dat ik ben?’

‘Eline, je kunt meer dan je denkt. Heus jij kan dit, geloof me.’

‘Ik hoop zo dat je gelijk hebt. Ik ben wel gespannen, zeker omdat ik weet dat mijn ouders dit nooit goed zullen keuren. Stel je voor, ik naar een markt. Nee, dat vinden ze veel te min. Ik hoop maar dat jij er geen problemen mee krijg als ze erachter komen.’

‘Ach dat zien we dan wel weer,’ glimlacht Maartje. ‘Kom laten we gaan.’ 

Via de achteruitgang lopen Eline en Maartje het pad af. Na ongeveer een minuut of 10 bereiken ze de bushalte van lijn 63 die hen naar de markt zal brengen. Eline neemt gretig alles wat om haar heen gebeurt in zich op. Dit is de eerste keer dat ze met het openbaar vervoer rijdt, maar dat laat ze zeker niet merken en Maartje is trots op haar. Als de bus zijn eindbestemming heeft bereikt stappen ze uit en even verderop kijkt Eline bewonderend in het rond. Op het grote plein staan diverse kraampjes en er is van alles te koop. De kraampjes zijn als het ware in een cirkelvorm geplaatst en elke cirkel heeft zijn eigen koopwaren. Zo is er een cirkel voor groente en fruit en één voor stoffen, kleding, schoenen enz. Er is zoveel te zien en Eline wordt er opgewonden van.

Eén van de koopmannen die haar vriendelijk aankijkt reikt haar een stukje fruit aan. ‘Pak aan jonge dame, ik eet je niet op. Proef maar, ze zijn overheerlijk’ roept hij haar toe.

Ze pakt het stukje fruit en neemt er een hap van. ‘Dank u, het is inderdaad heel lekker.’

‘Dat weet ik toch,’ antwoordt de koopman. ‘Zeg vrouwke, ik heb nog personeel nodig voor de komende drukke dagen voor kerst. Zin in?’

Ook de vrouw van de koopman went zich tot haar en zegt: ‘Schat, je hoeft niet direct alles te weten hoor. Ik zal je leren wat je moet weten. We zouden het hartstikke gezellig vinden als je ons zou willen helpen.’

Twijfelend kijkt Eline Maartje aan, maar die moedigt haar glimlachend aan. ‘Gewoon proberen. Doe maar. Ik moet hier nog het één en ander doen en als ik klaar ben kom ik je gewoon weer ophalen.’

Aarzelend kijkt Eline van de één naar de ander en dan zegt de koopmansvrouw glimlachend. ‘Probeer het en als je het niets vindt, stop je er gewoon mee. Daar zullen wij echt niet boos om zijn.’

Eline besluit om het te doen en trekt het aangereikte schort aan. Maartje belooft om over een paar uurtjes weer terug te zijn. Als Maartje inderdaad weer terugkomt weet ze niet wat ze ziet. Eline staat achter de kraam het verschillende fruit met zoveel humor en passie aan te bieden en glimlachend staat ze van een afstandje Eline te aanschouwen.

‘Lieve mensen, dit is fruit dat u nog nooit heeft geproefd. Vers van de boom of struik. Geloof me, zelfs de koning heeft zulk heerlijk fruit niet op zijn tafel staan. Dit fruit is voor u alleen, maar eerst even proeven zodat u begrijpt wat ik bedoel,’ roept Eline volleerd alsof ze nooit iets anders heeft gedaan.

Voor iedereen heeft ze een vriendelijk woord over en het publiek is al snel dol op haar.

Inmiddels is het al laat in de middag geworden en als de marktkoopman Maartje in de gaten heeft laat hij Eline weten dat hij haar erg dankbaar is, maar dat het voor haar tijd is om naar huis te gaan.

‘Hartstikke bedankt schat. Geloof me, mijn vrouw en ik hebben op één dag nog nooit zoveel verkocht en als je wilt mag je inderdaad bij mij in dienst komen.’ Hij betaalt haar voor haar werk en hartelijk nemen zijn vrouw en hij afscheidt van haar. Ze geeft ze een hand en schrikt van de stevige, harde en sterke handen die haar worden toegereikt. De handen die zij doorgaans schut zijn slap en zacht. Wat een groot verschil met de wereld waar ik zelf deel van uitmaak, gaat het door haar heen.

Zonder een woord te wisselen wandelen Eline en Maartje terug naar de bushalte.

‘Ik ben hartstikke moe,’ fluistert Eline. ‘En een honger dat ik heb.’

‘We zullen de kok vragen of hij iets lekkers voor ons klaar maakt,’ antwoordt Maartje.

Na de maaltijd, die haar nog nooit zo lekker heeft gesmaakt, besluit ze naar haar kamer te gaan.

‘Maartje ik ga naar mijn kamer en zie je morgen weer.’

‘Tot morgen en slaap lekker,’ antwoordt Maartje glimlachend.

Als het hoofd van Eline haar kussen raakt valt ze onmiddellijk in een diepe slaap.

De volgende morgen voelt haar lichaam stijf en pijnlijk aan, maar ondanks dat, denkt ze met plezier terug aan de dag van gisteren. Nog nooit had ze zulke aardige mensen ontmoet en ze verlangde naar meer van zulke ervaringen.

Beneden wordt haar ontbijt geserveerd en nu beseft ze pas goed dat haar leven er zo anders uitziet dan de mensen uit het dorp. Ineens heeft ze geen trek meer in haar ontbijt en ze neemt haar kop thee mee en gaat op haar lievelingsplekje in de hoek van de vensterbank zitten.

Wat maakt dat de mensen uit ons milieu zich beter voelen dan de mensen die van hen afhankelijk zijn, piekert ze. Buiten ziet ze de tuinmannen druk aan het werk. Niet dat er met deze kou veel te doen is in de tuin, maar ze zorgen er wel voor dat de paden naar het bordes begaanbaar blijven. Eline besluit om naar buiten te gaan en daar hoort ze de tuinmannen mopperen over de kou.

‘Ja Freek, daar gaan we weer. Bomen neerzetten, optuigen en de lichten ontsteken, maar voor wie? Geen hond die het ziet en daarbij komt dat mijn vingers er zowat vanaf vriezen.’

‘Je hebt gelijk Kees, zij zitten lekker aan het zwembad met een whisky of een wijntje en wij ploeteren hier maar vort. Maar goed het is niet anders.’

‘Gaat het heren,’ vraagt Eline plotseling en de mannen kijken verschikt om.

‘Sorry mevrouw, we bedoelde het niet slecht en natuurlijk zijn we blij met ons werk hier,’ antwoordt Freek nederig.

‘Ik begrijp het best, maakt u zich maar geen zorgen,’ glimlacht Eline hen toe.

‘Het was niet zo netjes van ons om zo over uw ouders te praten.’

‘Wat zeiden jullie dan,’ vraagt Eline grijnzend?

De mannen hebben wel door dat ze zich van de domme houdt en opgelucht vraagt Kees of ze haar ergens mee kunnen helpen?

‘Nee, ik wilde jullie alleen maar een compliment maken voor het werk dat jullie verrichten,’ antwoordt Eline.

De mannen kijken haar bedenkelijk aan, maar bedanken haar vriendelijk voor het compliment.

Eline wandelt terug naar het huis en daar hoort ze van één van de bediendes dat Maartje ziek is en dat ze zeker de komende dagen thuis zou moeten uitzieken.

‘Oh, wat naar voor haar. Hopelijk knapt ze snel weer op, Dank je Elles, wens haar beterschap.’

In haar kamer wacht haar een verrassing. Daar vindt ze het mannetje dat prinsheerlijk op haar bed naar het plafon ligt te staren.

‘Waar kom jij nou opeens vandaan,’ vraagt Eline?

‘Wel, ik vroeg mij af, nu Maartje ziek is, wat jij de komende dagen gaat doen. Opnieuw lopen kniezen?’

‘Waar bemoei jij je toch telkens mee. Heb je niets anders te doen, dan mij lastig te vallen? Ik kan heus wel voor mezelf zorgen hoor,’ snauwt ze hem toe.

Grijnzend ziet hij dat ze haar spaarpot opent en er wat geld uit haalt. Geld dat haar zo nu en dan door haar oma wordt toegestopt. Oma begrijpt haar en fluistert haar dikwijls toe: ‘Kind, als de tijd daar is, pak de koe dan bij de horens en laat niet meer los.’ Tot nu toe had ze nooit begrepen wat oma daar nou eigenlijk mee bedoelde, maar nu denkt ze te weten wat haar raad betekent. Ze pakt haar jas, die zij ook de vorige dag had gedragen en verlaat haar kamer. Wat ze niet ziet is dat het mannetje juichend zijn beide handen in de lucht steekt.

Ook deze keer verlaat ze het huis via de achteruitgang en loopt Eline dezelfde route die zij gisteren samen met Maartje had gelopen op weg naar de bushalte. Alleen is het vandaag anders, vandaag zou ze de afstand in haar eentje moeten afleggen en dat maakt haar enigszins onzeker. ‘Kom op meid, je bent bijna 19, het is tijd dat je gaat leren wat de wereld echt te bieden heeft,’ moppert ze tegen zichzelf.

De bus stopt en weifelend kijkt Eline de buschauffeur aan. ‘Wel jongedame, wil je nog meerijden of blijf je daar staan?’

‘Oh sorry, ik was ingedachte verzonken. Ik moet naar de markt, kunt u het mij melden als u er bent?’

‘Lieve kind, dat is geen probleem. De markt is het eindpunt, dus dat merk je vanzelf,’ antwoordt hij vriendelijk.

Net als de vorige dag geniet Eline van de rit en opnieuw ontdekt ze hoe mooi de omgeving is. Opeens hoort ze de chauffeur zeggen: ‘Voor de jongedame achter mij, dit is het eindpunt. Als u hier even verderop oversteekt, komt u vanzelf bij de markt.’

Even kijken de medepassagiers in de richting van Eline en die voelt een verlegenheid in zich opkomen. Snel herstelt ze zich en bedankt de chauffeur voor zijn hulp.

Eline slentert over de markt en steekt haar handen diep in haar zakken. Dom van mij om geen handschoenen aan te trekken, denkt ze. Diep in haar zak voelt ze een envelopje dat ze uit haar zak haalt. Het is het envelopje dat zij de vorige dag van de marktkoopman had gekregen voor haar hulp. Ze kijkt erin en krijgt een warmgevoel vanbinnen. Dit is het eerste bedrag dat zij had verdiend met werken. Werk dat ze nog leuk had gevonden ook. Ze stopt het geld weer diep in haar zak en neemt zich voor dit heel goed te bewaren en te koesteren. Ze slentert over de markt en bewondert de prachtige stoffen die in enkele kraampjes te koop zijn. Ze kan zich niet voorstellen dat zij zelf een japon uit één van die stoffen zou kunnen maken. Ja, borduren had ze geleerd. Dat was één van die taken die zij als welgestelde jongedame moest leren, maar zelf je kleding maken. Nee, daar waren naaisters voor of je ging naar een warenhuis.

Ze naderde het einde van de markt. Daar waar enkele kraampjes staan waar ze kerstdecoraties verkopen. Achteraf in een hoekje staat een oude man die wrijvend zijn handen warm probeert te krijgen. Hij wordt vergezeld door een jongeman die herhaaldelijk roept: ‘Mooie kerstbomen…, mooie kerstbomen…’

Als hij Eline in het vizier krijgt stopt hij met roepen en staart haar met open mond aan.

‘Doe je mond dicht, straks vallen je tanden er nog uit,’ gapt Eline.

Eline die net als de oude man haar handen probeert te warmen door ze warm te wrijven kijkt hem lachend aan. Verlegen sluit hij zijn mond, maar kan zijn ogen niet van haar afhouden.  Hij sjokt op haar af en ziet dat ze het koud heeft. Dan draait hij zich om en pakt iets van een stapel houten plankjes.

‘Hier…, trekt deze maar aan,’ en met zijn donkere ogen kijkt hij haar opnieuw verlegen aan.

‘Weet je het zeker,’ vraagt Eline die erg onder de indruk van hem is?

‘Jazeker, maar doe jij nu ook je mond dicht anders valt jouw tong er nog uit,’ gapt hij.

Beiden schateren het uit en glimlachend pakt ze de wanten aan en trekt ze aan.

‘Bedankt, ik beloof je dat ik ze je zal teruggeven. Ik heet Eline, wat is jouw naam?’

‘Piet, ik heet Piet. Kom je hier naartoe om een kerstboom te kopen?’

Eline schut met haar hoofd. ‘Oké, ook goed, maar toch vind ik het leuk om je te ontmoeten.’

Piet wandelt naar een klant die opzoek is naar een boom. De klant bekijkt de boom aandachtig en vraagt hem wat hij kost. Piet noemt het bedrag, maar de man wil er de helft maar voor geven. Op het moment dat Piet wil toegeven pakt Eline de boom op en zegt: ‘Als deze heer hem niet voor de genoemde prijs wil, dan koop ik hem wel van je. Hij is prachtig.’

Ze geeft Piet een knipoog en die is even van slag en weet niet hoe hij moet reageren. De man doet een stap naar voren en antwoordt boos: ‘Zeg jongedame, deze boom is van mij.’

Hij trekt de boom uit haar handen en geeft Piet de prijs die hij ervoor wilde hebben en loopt mopperend weg.

‘Jij wilde toch geen boom,’ vraagt Piet?

‘Nee, dat wil ik ook niet. Wat denkt die man wel, hij barst van het geld en wil jou maar de helft betalen. Hij is gewoon hebzuchtig. Weet je wat, ik ga je helpen.’

‘Dat hoeft toch niet,’ antwoordt Piet.

‘Ja wel, dat vind ik gewoon leuk,’ antwoordt Eline en pakt één van de kerstbomen. Net als de vorige dag begint ze uitbundig te roepen: ‘Lieve mensen, wat is kerst zonder deze prachtige boom. Geloof me zelfs de koning heeft niet zo’n mooie boom in zijn paleis. Kijk maar eens goed naar zijn vorm en hoe mooi vol hij is. En als service slaat Piet er een prachtig kruis onder.’

Piet kijkt haar glimlachend aan en heeft bewondering voor haar gave om de één na de andere boom te verkopen. Na een paar uur is Eline zowat haar stem kwijt van het schreeuwen, maar op twee na zijn de bomen verkocht. De opa van Piet komt glimlachend naar haar toe en vertelt haar dat hij haar bewondert om haar verkoopkunst. Hij wil haar betalen, maar als hij zijn beurs uit zijn zak haalt en haar een paar munten wil aanreiken, weigert Eline dit. Achter de oude man staat Piet haar te gebaren dat zij dit niet kan weigeren. De oude man blijft aandringen dat zij het geld aanpakt en dat doet ze dan uiteindelijk, maar geeft het geld onmiddellijk aan Piet. Waarom, dat weet ze niet maar het voelt goed.

Ze ruimen de boel op en vegen de rommel bij elkaar.

‘Heb je nog even tijd om met mij mee te gaan naar mijn huis, of moet je weer weg?’

Een moment twijfelt ze, maar besluit dan om toch met hem mee te gaan. Ten slotte ontmoet ze niet elke dag zo’n aardige jongen. Hij is zo anders dan de mannen waar zij dagelijks mee te maken heeft. Bij hem voelt ze zich goed en gelijkwaardig. Nee het kan geen kwaad om nog even in zijn gezelschap te verkeren. Samen wandelen ze door enkele straten en steegjes en dan blijven ze voor een groene deur staan. Ten minste, de deur zou groen moeten zijn, maar de verf schilfert hier en daar behoorlijk af. De krans die aan de deur hangt heeft ook zijn mooiste tijd gehad. Ach, het gaat om de gedachte achter de krans, denkt Eline. Piet opent de deur en Eline schrikt van de kleine ruimte waarin het gezin woont.

Eline loopt achter Piet aan naar de woonkamer, die erg klein maar knus is. Ze kan zich met geen mogelijkheid voorstellen hoe zij met zijn allen in zo’n kleine woonruimte kunnen wonen. De meubels zijn versleten, maar het huisje is keurig schoon en Eline kan zien dat er veel zorg en aandacht aan wordt besteed.

De moeder van Piet komt op hen af en hij stelt Eline aan haar voor.

‘Eline dit is mijn moeder en ze doet haar best om ons een fijne kerst te bezorgen. Ook al hebben we niet zoveel te besteden, mam zorgt ervoor dat het altijd gezellig is.

‘Hallo Eline,’ begroet de moeder van Piet haar. ‘Wat leuk dat Piet nou eindelijk eens iemand mee naar huis neemt. Dat betekent dat jouw vriendschap hem heel dierbaar is.’

‘Nou mam, hou op. Wat moet ze wel niet van mij denken.’

Eline geeft de moeder van Piet een hand en deze vraagt of ze misschien trek heeft in een kopje thee.

‘Heel graag,’ antwoordt Eline.

Terwijl de moeder van Piet naar de keuken gaat om thee te zetten nemen Piet en Eline plaatst aan de eettafel. ‘Je kunt beter je jas aanhouden, de kachel staat nog niet volop te branden,’ fluistert Piet.

Moeder komt met de theepot binnen en schenkt de kopjes vol. Glimlachend reikt ze Eline haar kopje aan. ‘Dank u wel, daar zijn wij beiden aan toe.’

Piet vertelt zijn moeder dat ze samen op twee kerstbomen na, alles hebben verkocht. Hij geeft zijn verdiende geld aan zijn moeder en legt daar ook het geld dat Eline hem heeft gegeven bij.

‘Nu kunnen we in ieder geval een fijne kerst vieren en voldoende voedsel kopen,’ zegt Piet.

‘Maar lieverd, dat kunnen we toch niet aannemen. Misschien heeft haar moeder dit geld wel zelf nodig.’

‘Maakt u zich maar geen zorgen mevrouw. Wij hebben thuis genoeg te eten. Neemt u het maar gerust aan,’ stelt Eline haar gerust.

‘Dank je, maar dan bewaar ik het voor later wanneer we het echt nodig hebben,’ fluistert moeder beschamend. ‘Maar dan sta ik erop dat je blijft mee-eten.’

‘Dat kun je echt niet weigeren hoor, mam is beroemd om haar overheerlijke zuurkool,’ gapt Piet.

‘Ik ben dol op zuurkool,’ antwoordt Eline die thuis maar zelden zuurkool krijgt voorgeschoteld. Eigenlijk kan ze zich niet eens meer herinneren hoe het smaakt.

Piet laat Eline zijn slaapkamer zien, die hij moet delen met zijn twee zusjes en een broertje. ‘Dat grootste bed is van mij, maar ga even zitten want ik wil je heel graag iets laten zien. Vanuit een geheim plekje haalt hij een groen doosje en als hij deze opent zegt hij: Dit is mijn geheime plek, niet verklappen hoor!’

‘Ik beloof het,’ antwoordt Eline.

Piet gaat naast haar zitten en laat Eline zien wat er in het doosje zit. ‘Dit heb ik bij elkaar gespaart en wil er voor moeder een mooi cadeau voor kopen. Bij de juwelier heb ik iets heel moois gezien en hij heeft mij beloofd dat hij het voor mij zou bewaren. Af en toe doe ik een klusje voor hem en het geld dat ik daarvoor verdien, legt hij er dan bij. Ik heb nog maar een klein bedragje nodig om het te kunnen kopen. Sorry, ik praat weer te veel.’

‘Ach dat geeft toch niet, gezellig toch. Ik hoop dat je het geld voor de kerst nog bij elkaar krijgt.’

‘Ja dat zou geweldig zijn…’

Moeder roept dat het eten klaar is en samen gaan ze weer terug naar de woonkamer waar de zusjes en zijn broertje al ongeduldig zitten te wachten.

Eline en Piet nemen ook plaats aan de grote tafel, waar in middels ook opa is aangeschoven. Moeder zet een grote pan op tafel en met een grote lepel schept ze voor iedereen er wat stamppot uit dat ze op hun bord legt. Eline kijkt naar haar bord, maar twijfelt of zij dit wel wil eten. Dit kent ze niet. Natuurlijk heeft ze wel eens zuurkool gegeten, maar dat zag er toch wel heel anders uit.

‘Schat, je moet het eerst proberen en dan kan je pas een oordeel geven of het smaakt of niet,’ fluistert opa haar toe.

Uit beleefdheid neemt ze een hapje en de andere kijken haar gespannen aan. ‘Probeer het maar,’ zegt de moeder van Piet. ‘Als je het niet lust, dan hoef je het echt niet te eten.’

‘Als ze het niet lust, mag ik dan haar bord leegeten,’ vraagt één van de kinderen.

‘Eet jij nou maar eerst je eigen bordje leeg. Er is nog genoeg over voor een tweede bordje,’ antwoordt moeder.

Twijfelend kijkt Eline haar aan en in haar hoofd tolt het van de tegenstrijdigheden. Opnieuw neemt ze een hapje en deze keer smaakt het beter dan het eerste.  

‘Het is best lekker. Ik wil best nog wel een beetje.’

De moeder van Piet schept haar bord nog een keer bij en als ze klaar zijn helpt ze met het afruimen van de tafel en de afwas. Als ze weer in de huiskamer zijn vraagt Eline waar de vader van Piet is.

Het wordt bedrukkend stil en ze begrijpt dat dit een gevoelig onderwerp is. ‘Sorry, ik wilde niet onbeleefd zijn.’

‘Dat geeft niet lieve kind, dat kan jij niet weten. Daar praten wij hier liever niet over,’ antwoordt opa.

‘Weet u, toch zou ik heel graag jullie verhaal willen horen. Niet uit nieuwsgierigheid, nee meer uit belangstelling.’

‘Weet je pa, ik denk dat het geen kwaad kan het haar te vertellen,’ zegt moeder plots.

Het verhaal dat opa vertelt maakt indruk op haar. Ze begrijpt dat de vader van Piet werkzaam is geweest in de fabriek en na zijn ontslag kon hij nergens meer aan het werk komen. Hij werd beschuldigd van diefstal, maar pas na zijn dood bleek dat hij er niets mee te maken had gehad. Toen was het te laat en had het gezin inmiddels al zoveel schulden en leefde ze aan de onderkant van de samenleving. De directie van de fabriek had nooit de moeite genomen om hen te compenseren en hun goede naam te herstellen.

Eline voelt zich schuldig. De fabriek die notabene van haar vader is, maar dat weten deze mensen gelukkig niet.

‘Het spijt me dat ik erover begonnen ben. Ik vind het heel naar voor jullie en zal er niet meer om vragen.’

‘Waar woon jij eigenlijk,’ vraagt de moeder van Piet?

‘Ik…, ik…, ik woon in het dorp hier verderop. Ik ben met de bus gekomen omdat ik weet dat hier een leuke markt is,’ antwoordt Eline.  

Plotseling staat Piet op en vraagt of ze zin heeft om met hem mee te gaan naar het clubhuis. ‘Het is er altijd heel gezellig, maar als je naar huis moet dan breng ik je wel naar de bushalte.’

Eline voelt twijfels omdat ze aan de ene kant graag bij hem wil zijn, maar na het verhaal van opa is ze er 100% van overtuigt dat haar ouders de omgang met deze familie zullen verbieden.

Toch stemt ze toe en als ze een half uurtje later aankomen bij het clubhuis en hij haar aan zijn vrienden voorstelt, voelt ze zich welkom en gelukkig. Deze avond is er een toneelvoorstelling en zij mag vooraan zitten. De voorstelling gaat over het verschil tussen arm en rijk en met name over de kinderen die daarin opgroeien. Terwijl de rijke kinderen beschikken over alle middelen die er te koop zijn en steeds vaker naar meer snakken, genieten de arme kinderen van de warmte en gezelligheid die ze met hun ouders en elkaar delen. Ze geniet van de voorstelling waar ook Piet een rol in vervult. Een rol die haar aan zichzelf doet denken, omdat hij beregoed vertolkt wat zij voelt.

Na de voorstelling spelen ze nog een spel, maar ze komt erachter dat ze slecht tegen haar verlies kan. Nijdig beschuldigt ze de andere van vals spel en dan wordt het stil om haar heen. Even kijken ze haar aan, maar dan gaan ze gewoon weer verder met waar ze mee bezig zijn.

‘Het is tijd om naar huis te gaan,’ geeft ze Piet te kennen.

‘Heb je het niet naar je zin?’

‘Nee, dat is het niet.’

‘Wacht, dan breng ik je naar de bus.’

‘Dat is niet nodig, dat kan ik best alleen.’

‘Nee, ik breng je weg. Het is niet veilig om zo’n mooie jonge vrouw op dit tijdstip alleen de straat op te laten gaan.’

Zwijgend lopen ze naar de bushalte en als ze wil instappen geeft ze hem een vluchtige kus. Eline stapt de bus in en loopt naar achteren, zodat ze hem kan zien. Als de bus wegrijdt zwaait ze naar hem en blijft kijken totdat hij uit het zicht verdwenen is.

Nog beduusd van de kus kijkt Piet de bus na. Niet wetend wat hij met zijn gevoelens aan moet.

Op de terugweg naar huis voelt Eline een leegte in zich opkomen. Waarom lijkt het alsof die mensen, ondanks het weinige wat zij bezitten gelukkiger zijn dan bij ons thuis?

Thuis neemt ze zoals gewoonlijk plaats in de vensterbank en staart in het oneindige. Ze denkt na over het verhaal dat de opa van Piet vertelde over zijn vader. Vermoeid gaat ze naar bed en valt vrijwel onmiddellijk in een diepe slaap. 

De volgende morgen is Maartje nog steeds niet aanwezig en Eline vraagt zich af wat zij vandaag zou gaan doen. Eerst maar eens ontbijten en dan de jongens in de stal helpen met de paarden. Als ze klaar is met haar werk in de stallen trakteert kokkie haar op een warme beker chocolademelk, waar ze uitgebreid van geniet. Plots moet ze weer aan het verhaal van opa denken en dan neemt ze een besluit. Ze loopt naar de werkkamer van haar vader en gaat opzoek naar de personeelsdossiers van de fabriek. Ze weet dat haar vader deze ergens in zijn werkkamer heeft opgeborgen en na een tijdje zoeken heeft ze de juiste dossierkast gevonden.

Ze vindt het dossier van de vader van Piet en doorzoekt deze. Opeens komt ze een verslag tegen waarin staat beschreven wat er die bewuste dag in de fabriek is voorgevallen. Maar de gebeurtenis die in het verslag wordt vermeld klopt niet met het verhaal dat opa vertelde. Ze begrijpt er niets van, maar herinnert zich opeens dat haar vader wel eens gemopperd had dat de dossiers zo slecht werden bijgehouden. Misschien is dit nu ook het geval, denkt ze.  Zorgvuldig bergt ze de map weer terug en loopt naar de keuken.

De kok die druk in de weer is om de maaltijden te bereiden voor het personeel overhandigt haar een slagroomsoes. ‘Ik denk dat jij deze wel lekker zult vinden,’ gapt hij.

Eline kijkt hem vriendelijk aan en antwoordt: ‘Dat weet u best. U weet dat ik gek ben op roomsoesjes.’

Ze gaat aan de grote keukentafel zitten en vraagt hem om een gunst. Na enige twijfeling stemt hij toe.

‘Echt kokkie, ik zal zorgen dat je ervoor beloond wordt,’ belooft ze.

‘Ja…, ja…, je begrijpt toch hopelijk wel dat, als je ouders hierachter komen dat dat wel eens het einde van mijn functie, hier op het landgoed zou kunnen betekenen.’

‘Kokkie, als zij erachter komen dan praat ik met ze en vertel ze dat het mijn idee was. Vertrouw me, ik weet zeker dat vader mij daarin geloofd. Daarbij komt dat hij het in dit geval waarschijnlijk wel met mij eens zou zijn. Ten slotte is het eigenlijk zijn taak om dit te doen.’

Eline gaat naar haar kamer en dromerig gaat ze in de fauteuil bij de open haard zitten. Ze staart naar de vlammen, die de kamer zijn aangename warmte geeft. Telkens gaan haar gedachten weer terug naar één persoon Piet. Piet die op haar netvlies staat gebrand en die haar hart sneller laat kloppen. Ze voelt opeens weer de pijn die ze voelde bij het vervagen van zijn gestalte toen de bus haar gisteren wegvoerde. Vannacht had ze over hem gedroomd en in die droom stonden ze voor het altaar in het kleine kerkje even verderop in het dorp.  

‘Hoe graag ik dat ook zou willen, pa en ma zullen daar nooit in toestemmen. Als ze achter mijn gevoelens voor Piet komen zullen ze ervoor zorgen dat ze mij direct naar één of andere kennis, ergens in het buitenland sturen,’ fluistert ze zichzelf toe.

‘Waar een wil is, is een weg,’ hoort ze de stem van het mannetje. ‘Als het zover is moet je de koe bij de hoorns pakken.’

Eline draait zich om en ziet hem wederom breeduit op haar bed liggen. Op zijn buik, zijn hoofd steunend op zijn handen kijkt hij haar grijnzend aan. Even heeft ze het idee alsof hij er plezier in heeft dat ze zo in de war is.

‘Dat zegt oma altijd. Wie heeft jou dat vertelt. Wat ben jij toch?’

‘Dat zeg je altijd in je nachtmerries,’ grinnikt hij.

‘Waarom ga je niet lekker buiten spelen Ejtraam, bemoei je er niet mee. Je weet best dat mijn ouders mijn omgang met Piet niet zullen goedkeuren.’

‘Als je iets wil, moet je er wel je best voor doen. Nogmaals, waar een wil is, is een weg.’

‘Ga van mijn bed af, ik wil dat je gaat!’

‘Oké, blijf jij maar gerust de jonge vrouw, waar je zelf geen plezier aan beleefd,’ mokt hij en verdwijnt.

Wat een hork is dat mannetje, maar waarom komt hij altijd opdagen als ik alleen ben. Zou hij eigenlijk wel bestaan? En Piet…, misschien bestaat hij in werkelijkheid ook niet? Nee, dat kan niet. Dat zou betekenen dat de gebeurtenissen van gisteren ook niet hebben plaatsgevonden. Oh, wat zou ze graag in zijn buurt willen zijn. Zijn armen om zich heen willen voelen en zijn stem willen horen.

Ik zou dit alles willen inruilen om maar bij hem te kunnen zijn, denkt ze. Maar dan komt er toch ineens weer die twijfel, want haar loyaliteit naar haar ouders is groot. Waarom kan ik niet zelf beslissen over wat ik met mijn leven wil. Waarom denken zij dat ze mijn leven zo goed als uit moeten stippelen. Pa en ma hadden al lang besloten dat Maurits mijn partner zal moeten worden. Het was nog maar een kwestie van tijd voordat zij zouden aandringen om zich met hem te verloven. Oké, hij is aardig tegen haar, maar meer dan dat is er niets dat hen bindt. Tegen anderen is hij niet zo innemend, zeg maar rustig arrogant. Ronduit horkerig. Er ontplooit een glimlach rond haar mond als ze bedenkt dat ze Ejtraam uiteindelijk ook zo arrogant behandelt.

Wat zit de wereld toch raar in elkaar. De één heeft alles, de ander iets minder, maar een groot deel moet de eindjes aan elkaar knopen. Waarom zijn er toch zulke grote verschillen?

Wat zou ze voor die mensen toch graag iets willen doen. Juist voor de mensen die afhankelijk zijn van de fabriek en waarom heeft vader nooit eens iets extra’s voor hen over. Hij heeft ze toch net zo hard nodig, als zij hem. Waarom bemoeit hij zich toch nooit met het welzijn van zijn arbeiders?

Hopelijk stelt kokkie haar niet teleur en zal pa het haar niet kwalijk nemen dat zij de twee tegenovergestelde werelden wat nader bij elkaar probeert te brengen.  

Ze besluit om ook vandaag naar de markt te gaan en pakt haar jas en de handschoenen die ze van Piet had gekregen. De weg naar de bus komt haar inmiddels vertrouwd toe en de weg naar de markt kan ze nu wel dromen. Op de markt wordt ze inmiddels door de marktkooplui herkent en ze groeten haar vriendelijk. Een enkeling vraagt opnieuw of ze voor hen wil komen werken, maar dat wijst ze vriendelijk af en telkens antwoordt ze: ‘Nee jammer, maar ik ga kerstbomen verkopen.’

‘Goed Eline, maar mocht je je bedenken, je bent altijd welkom,’ antwoorden ze dan.

Terwijl ze naar de standplaats van Piet loopt, loopt ze nog steeds over haar voornemen na te denken en ze is ervan overtuigt dat het een succes gaat worden.

Piet is gedreven bezig om onder diverse bomen een hout kruis te bevestigen, maar als hij Eline ziet aankomen laat hij alles uit zijn handen vallen. Snel loopt hij op haar af en fluistert: ‘Ik was ervan overtuigt dat ik je nooit meer zou zien. Ik…, ik…’

Ze legt een vinger tegen zijn lippen en knikt hem bereidwillig toe. ‘Kom, we gaan er vandaag opnieuw voor zorgen dat we jullie kerstbomen verkopen.’

Net als de vorige dag hebben ze voor het donker alle bomen verkocht. Vermoeid ploffen ze op een krukje neer. ‘In mijn eentje zou dit me nooit zijn gelukt,’ oppert Piet zuchtend.

‘Natuurlijk wel, waarom twijfel je daar toch aan. Het publiek is gek op je, ik begrijp niet dat je dat niet ziet.’

‘Doe niet zo gek, denk je dat,’ vraagt Piet twijfelend.

‘Dat weet ik niet alleen, maar ik zie dat toch. Geloof me jij kunt meer dan je denkt.’

‘Ga je nog even met me mee naar huis, moeder vroeg vanmorgen of we je nog eens zouden zien?’

‘Het spijt me, maar ik moet nu echt naar huis. Er is daar nog zoveel te doen, zo vlak voor kerstavond. Ga jij maar naar huis, ik ga snel naar de bus. Morgen zie ik je weer en dan moet je iets voor me doen, maar dat zal ik je morgen wel vertellen.’

Voor hij haar kan antwoorden verdwijnt ze tussen het publiek en teleurgesteld gaat hij naar huis, maar wel met een lichtpuntje in zijn hart. Morgen ziet hij haar weer!

De volgende dag staat Piet de gehele dag ongeduldig op de markt op haar te wachten, maar Eline komt niet. Vertwijfelt vraagt hij zich af of hij iets verkeerds heeft gezegd, maar hij kan zich niet bedenken wat. Ze had hem nadrukkelijk gezegd dat ze zou komen en hem gevraagd of hij dan iets voor haar wilde doen. Wat wilde ze nog niet zeggen, maar dat zou hem niets uitmaken. Voor haar zou hij de wereld rondgaan op zoek naar, wat ze ook maar zou wensen.

Dagen verstrijken. Ze wilde zo graag naar Piet, maar ze had in de stal moeten werken omdat twee van de stalknechten ziek op bed lagen. Ze voelt zich schuldig, want ze had hem beloofd dat ze hem de volgende dag weer zou zien. De dag voor kerstavond lukt het haar om naar de markt te gaan en ze hoopt dat ze Piet weer zou ontmoeten. Ze is vreselijk bang dat hij boos op haar is en dat zou nog terecht zijn ook, piekert ze.

Op de markt wordt ze wederom door de kooplui gegroet, maar Eline wandelt snel naar de standplaats waar Piet en opa hun bomen verkopen, maar buiten een achtergebleven oude stoel, is er niets meer aanwezig.

Teleurgesteld neemt ze plaats op de oude stoel en voelt een warme traan over haar wang lopen. ‘Het is mijn eigen schuld, ik had mijn belofte moeten nakomen,’ maant ze zichzelf toe.

Onverwachts wordt ze op haar schouders getikt en met haar verdrietige ogen kijkt ze de vrouw van de kraam ernaast aan. ‘Dag Eline. Piet vroeg mij of ik je dit briefje wilde geven als je zou komen opdagen. Hij heeft heel lang op je gewacht en was erg verdrietig dat je niet kwam opdagen. Hij was er ziek van en vertelde me dat hij niet eens wist waar je woonde en dat hij bang was dat jou iets overkomen was. Lees maar gauw wat hij je te vertellen heeft.’

Eline kan geen woord uitbrengen en bedankt de vrouw. Het briefje steekt ze diep in haar zak en verdrietig loopt ze het marktplein af. Ze rent naar het huis van Piet en bonst op de deur.

‘Nou…, nou…, rustig maar ik kom al,’ hoort ze achter de deur roepen.

Verbaast doet de moeder van Piet de deur open en Eline vraagt haar naar Piet, maar dan ziet ze hem achter zijn moeder naar de voordeur toekomen en Eline stort zich in zijn armen.

‘Ik hou van je Piet, sorry dat ik mijn afspraak niet ben nagekomen,’ snikt ze.

Hij legt zijn vinger tegen haar lippen en geeft haar een vluchtige kus. ‘Ik hou ook ontiegelijk veel van jou. Ik kon de afgelopen twee dagen geen hap door mijn keel krijgen van verdriet. Ik was zo bang dat jou iets was overkomen en ik je nooit meer terug zou zien.’

Eline kijkt hem verlegen aan en door haar tranen heen zegt ze: ‘Weet je, ik ben gekomen om je voor de kerstavond bij ons uit te nodigen, maar niet alleen jij maar ook je hele familie en je vrienden van de club zijn ook van harte welkom.’

‘Maar lieverd, als ik mijn familie en kennissen en vrienden meeneem, kost dat je een godsvermogen. Dat is toch veel te kostbaar.’

‘Geen probleem, neem ze gewoon maar mee. Zou je met me willen trouwen,’ vraagt ze plots?

‘Trouwen…, wat vinden je ouders daarvan,’ antwoordt Piet vragend? ‘Ik weet niet eens waar je woont, of wat je achternaam is. Voor hetzelfde geld ben je hartstikke rijk en zullen andere denken dat ik op je geld uit ben. Is het niet tijd dat je me wat meer over jezelf vertelt? Ik wil niets liever dan met je trouwen, maar we moeten realistisch zijn. Is het wel zo’n goed plan?’

Eline is van slag. Daar had ze niet bij stilgestaan en ze moet toegeven dat hij gelijk heeft. ‘Sorry, je hebt volkomen gelijk, dat was erg dom van mij.’

Ze maakt zich los uit zijn omarming, draait zich om en met gebogen hoofd loopt ze de straat uit.

‘Loop maar weer weg,’ hoort ze een stem roepen en als ze zich omdraait staat Piet haar na te kijken.

‘Waarom zeg je dat Piet?’

Maar Piet haalt zijn schouders op en weet niet wat ze bedoelt: ‘Ik zei niets,’ roept hij en loopt behoedzaam haar richting op. Hij begrijpt totaal niet wat er met haar aan de hand is.

Eline haalt een paar keer diep adem en fluistert: ‘Jij bent degene die rijk is, niet ik. Maar dat leg ik je later wel eens uit. Ik verwacht jullie morgen, maar als je niet met me wil trouwen, kom dan niet!’

Ze overhandigt hem een brief en draait zich om en loopt naar de bushalte. Piet kijkt haar verslagen na, niet begrijpend wat er nu van hem verwacht wordt.

Thuis hangt ze haar jas in de garderobekast en gaat naar de keuken waar kokkie haar vraagt of de plannen nog doorgaan. ‘De tuinmannen moeten nog wat werkzaamheden verrichten en ook ik ben al volop met de voorbereidingen bezig.’

Eline zit vol twijfels, maar daar laat ze niets van merken. Diep in haar hart hoopt ze dat het een prachtige kerstavond gaat worden. Kokkie, die haar al een tijdje kent ziet dat ze met haar gevoelens worstelt en uiteindelijk besluit ze hem toch in vertrouwen te nemen.

‘Kom Eline, ik weet zeker dat alles goed gaat komen. Iedereen hier in huis gaat je helpen en als je ouders morgenmiddag thuiskomen is alles zo goed als geregeld.’

‘Oh kokkie, ik hoop toch zo dat alles goed komt,’ is haar antwoordt.

Komt het goed of is het opnieuw een…?

 

Eline schrikt wakker door het vele lawaai dat afkomstig is uit de tuin. Ze rekt zich eerst eens goed uit en als ze de gordijnen opent ziet ze dat er in de tuin druk gewerkt wordt. Kinderen en volwassen zijn druk in de weer met het optuigen van de vele bomen die de tuinman in de tuin heeft geplaatst. Beschaamd omdat ze veel te lang in haar bed is blijven liggen, kleed ze zich snel aan en besluit om het personeel te gaan helpen om voor iedereen warme chocolademelk en broodjes klaar te maken. Maar voordat zij haar kamer uit wil, komen haar ouders binnen en nemen haar in hun armen.

‘Oh lieve schat, we hebben van kokkie gehoord dat je vandaag gaat trouwen. Daar zijn we enorm door verrast en we zijn zo blij dat je Maurits eindelijk je ja-woord gaat geven. Waar is Maurits trouwens, is hij er nog niet? Wat mooi dat jullie voor de kerstavond hebben gekozen, zo romantisch,’ roept haar moeder verheugt.

‘Mam, ik heb niet gezegd dat ik met Maurits trouw. Ik trouw, maar alleen met Piet,’ antwoordt Eline.

Haar ouders kijken haar verschikt aan, maar Eline blijft vastberaden voor ze staan.

Pa herstelt zich als eerste en neemt haar in zijn armen: ‘Lieve schat, als hij degene is die jou gelukkig kan maken en jij van hem houdt, dan moet je dat zeker doen. Toen ik je moeder ontmoette was ik opslag verlieft op haar en dat ben ik eerlijk gezegd nog steeds, dus trouw vooral met degene waar jouw liefde naar uitgaat. Wat vindt je moeder, heb ik gelijk of niet.’

‘Natuurlijk schat, je hebt volkomen gelijk. Kom laten we jouw bruiloft gaan voorbereiden en we popelen natuurlijk om die Piet te ontmoeten.’

Elise kan niet geloven dat haar ouders plots zo meegaand zijn en argwanend kijkt ze haar vader aan, die haar liefkozend een knipoog geeft. Er valt een last van haar af en besluit om te kijken of Piet ook al aanwezig is. 

In de keuken vraagt ze kokkie of hij enig idee heeft waar of ze Piet kan vinden?

‘Ja liefje, die is in de stal, antwoordt hij.

 

Ze rent naar de stallen en ziet hem met Witteveder staan. Glimlachend staat ze naar hen te kijken en ze weet dat het goed komt. Als Witteveder hem accepteert, dan moet het wel goed zijn. Zorgvuldig borstelt hij haar paard totdat ze glanst. ‘Wat fijn dat jij en je vrienden al zijn gekomen, ik heb zelfs je moeder en je opa gezien die ijverig in de tuin bezig zijn.’

Eline loopt op hem af en hij neemt haar innig in zijn armen. Plots hoort ze Ejtraam mopperen dat ze zich moet klaarmaken voor haar huwelijksfeest en Eline glimlacht gelukkig.

‘Wat valt er te lachen,’ vraagt Piet?

‘Niets, er is een mannetje in mijn hoofd die het af en toe niet kan laten zich met mij te bemoeien.’

‘Ik hoop wel dat, als we eenmaal getrouwd zijn, hij zo snel mogelijk verdwijnt,’ antwoordt Piet.

‘Dat hoop ik ook, schat.’

Samen wandelen ze hand in hand de stallen uit en Piet kijkt onderzoekend om zich heen.

‘Waarom vertelde je mij dat je niet rijk was,’ vraagt hij?

‘Dat ben ik ook niet. Mijn ouders zijn steenrijk, maar mijn emoties zijn jarenlang arm geweest. Eerst had ik dat niet in de gaten. Ja, ik was onrustig, maar waar die onrust vandaan kwam kon ik niet thuisbrengen. Tot dat Maartje, mijn vriendin me meenam naar de markt. Daar leerde ik wat het betekende om je geborgen te voelen met de mensen die ertoe doen. Ondanks het feit dat ik alles bezit ben ik hier niet gelukkig en ik ruil dit alles zo in om bij jou en je familie te horen. Als ik naar jullie kijk dan krijg ik het warm vanbinnen. Als jouw vrienden bij elkaar zijn en zoveel plezier hebben en ik jullie dan zo zie, dan wil ik daar ook heel graag deel van uitmaken. Begrijp je dat?’

‘Niet echt, ondanks dat ik je heel graag bij me hebt, bekruip mij het gevoel dat me zegt dat ik je hier niet moet weghalen,’ antwoordt Piet. ‘Wat als je er spijt van krijgt?’

Eline krijgt geen tijd om te antwoorden omdat ze wordt opgehaald om zich voor te bereiden op de huwelijksceremonie. In haar kamer hangt een rek vol met prachtige bruidsjaponnen. Ze past de één na de ander, maar Eline weet heel goed wat ze wil.

‘Weet je ma, deze japonnen zijn fantastisch, maar ik wil die ene, waar ik als klein meisje al zo vol bewondering naar kon staren.’

Haar moeder begrijpt niet goed wat ze bedoelt, maar Eline neemt haar bij de hand en loopt rechtstreeks naar de zolder.

‘Maar kind, wat moeten we hier?’

‘Mam, hier vind ik wat ik wil. Kom maar.’

Ze loopt door de enorme zolder, waar aan het eind een gigantische kast staat. Eline opent hem en haar moeder kijkt haar verbaast aan. ‘De trouwjapon van oma?’

‘Ja mam, de trouwjapon van oma.’

‘Maar kind, we hebben toch geen tijd meer om deze eventueel te laten vermaken.’

‘Waar een wil is, is een weg,’ antwoordt Eline lachend.

Voorzichtig neemt ze de japon uit de kast en zoekt er de bijbehorende accessoires bij. In haar kamer past ze de japon en haar spiegelbeeld lacht haar toe. De jurk staat haar prachtig en het lijkt wel alsof hij speciaal voor haar is gemaakt.

‘Ik weet iemand hierin huis die je kan helpen,’ zegt moeder en loopt de kamer uit. Al snel komt ze terug met één van de kamermeisjes die Eline bewonderend aan kijkt.

‘Zou je mij willen helpen, ik zou zo graag deze japon willen dragen,’ vraagt Eline.

‘Hij staat je prachtig en de stof is na al die jaren nog zo mooi gebleven. Natuurlijk help ik je, graag zelfs.’

 

Om middernacht klokslag 12 uur zullen Eline en Piet elkaar het ja-woord geven, maar voor dat het zover is wordt er nog steeds hard gewerkt aan de voorbereidingen.

 

Tegen middernacht staan Eline en Piet bovenaan het bordes en kijken hun ogen uit naar hetgeen er de oprijlaan op komt rijden. Het is een prachtige avond en de hemel is door zijn vele sterren helder verlicht en ondanks dat het koud is, krijgt eenieder die aanwezig is, het warm vanbinnen. Niet alleen de hemel is helder verlicht, maar ook de oprijlaan met zijn vele bomen. De bomen, waar de tuinmannen dagen mee bezig zijn geweest om hen van lichtjes te voorzien, maakt het geheel samen met het rijtuig dat de oprijlaan op komt rijden af.

Voor het bordes stopt een glanzende koets die getrokken wordt door vier zwarte paarden, die geleid worden door haar sneeuwwitte paard ‘Witteveder’.

Met tranen in haar ogen fluistert Eline: ‘Kijk Piet, Witteveder.’

‘Goed dat je het zegt, ik had hem door de sneeuw niet eens gezien,’ gapt Piet.

Langzaam lopen ze het bordes af en voordat ze de koets instappen kan Eline het niet laten om eerst nog even Witteveder en de andere paarden te begroeten.

‘Eline, het is tijd om te gaan,’ fluistert Piet.

‘Ja ik weet het, maar zijn ze niet prachtig?’

‘Dat zijn ze, maar dat ben jij ook en daarom wil ik zo gauw mogelijk die koets in.’

‘Ik begrijp het Piet, een beetje jaloers,’ vraagt ze glimlachend?

Ze stappen in en de koets zet zich in beweging op weg naar het kleine kerkje even verderop.

De koets rijdt stapvoets zodat alle aanwezige die achter de koets aanlopen hen makkelijk kunnen volgen.

 

Als ze de kerk binnen treden en naar het altaar lopen klinkt er muziek en worden ze toegezongen.

Bewonderend kijken ze naar het lieve paar dat over het kerkpad scheidt.

Na de plechtigheid gaan ze met zijn alle terug naar het landhuis waarachter in de tuin een grote tent is opgezet en waar op een lange tafel brood, melk, boter en bestek ligt uitgestald.

Eline kijkt Piet aan die haar vertelt dat dit is waar merendeel van de aanwezige het dagelijks mee moeten doen. ‘Dit is waar wij de dagen merendeels mee moeten rondkomen. Begrijp je waar je aan begonnen bent?’

‘Ja lieverd, dat begrijp ik, maar vandaag is er voor iedereen wat extra’s. Vandaag is het feest en dus zetten we deze voort in de grote zaal van ons huis,’ antwoordt ze.

Ondanks dat haar ouders niet begrijpen waar hun dochter mee bezig is, zijn ze blij met haar en verwelkomen Piet in de familie.

Eline is gelukkig, maar ze mist haar vriendin en vraagt aan kokkie of hij weet waar ze is.

‘Ze had er heel graag bij willen zijn, maar kon helaas niet komen. De reden weet ik niet, maar die legt ze je misschien later zelf nog wel eens uit,’ is zijn antwoordt.

In de grote zaal genieten de gasten van al het lekkers dat kokkie en zijn collega’s met liefde hebben bereid. Het feest gaat door tot in de vroege morgen en ergens in de verte luidt de klok van de kerktoren.

Eline ontwaakt

‘Eline…, Eline…, wakker worden. Je hebt zowat de klok rond geslapen,’ hoort ze de stem van Maartje roepen.

Eline moet moeite doen om uit haar diepe slaap te ontwaken en kijkt Maartje teleurgesteld aan. Ze is vooral teleurgesteld omdat ze haar uit een wondermooie droom had gewekt.

‘Ik heb je maar laten slapen. Je was zo moe van al het werk dat je de afgelopen dagen hebt verricht. Ik weet zeker dat je op de markt een onuitwisbare herinnering hebt achtergelaten, maar nu moet je weer verder. Je ouders hebben laten weten dat ze aan het eind van de middag weer thuis zullen zijn. Ze zijn van plan om hier de kerstdagen door te brengen,’ gaat Maartje verder

Terwijl ze zich aankleedt vertelt ze Maartje haar belevenissen van de afgelopen dagen. Op haar arm ontdekt ze een blauwe plek, die ze beslist heeft opgelopen tijdens de verkoop van de bomen.

‘Ik ga naar de markt Maartje. Je hoeft niet mee te gaan want intussen ken ik de weg op mijn duimpje.’

Voordat Maartje haar kan antwoorden is ze al de deur uit. Als Eline op de markt aankomt rent ze naar de standplaats van Piet en zijn opa, maar daar is niemand aanwezig. De standplaats is leeg. De overige marktkooplieden kijken haar verbaast aan en teleurgesteld wandelt ze terug. Ze twijfelt aan haar verstand. Zou, ook dit alles een droom zijn geweest. Net als de droom die zij vannacht had. De droom waar zij en Piet in het huwelijk traden. Dat kan toch niet, ik kan dit alles toch niet gedroomd hebben?

In haar hand heeft ze de handschoen die ze van Piet had gekregen en verbijstert staart ze ernaar.

Als dit alles een droom zou zijn geweest, hoe kom ik dan aan deze handschoenen, piekert ze. De brief en het loonzakje, gaat het plots door haar heen. Ze graait in de diepe zakken van haar jas en haalt het loonzakje en het briefje, dat de marktkoopvrouw haar had toegestopt, eruit en vouwt het open en leest.  

Mocht je dit lezen, ik mis je heel erg.

Ik kan niet zonder jou. Misschien wil je later met mij trouwen?

Dus toch, gaat het door haar heen. Ze rent naar zijn huis en onderweg struikelt ze een paar keer over haar eigen voeten. Als ze in de straat is aangekomen kan ze het huis niet vinden. Aan enkele voorbijgangers vraagt ze of zij weten waar Piet en zijn familie wonen. Ze is er stellig van overtuigt dat ze zich in de straat bevindt waar hij zou moeten wonen, maar de voorbijgangers vertellen haar dat de familie in het verleden zijn vertrokken. Dat bewuste huis bestaat allang niet meer.  

Een oude man kijkt haar vertederend aan en vertelt haar wat meer over de familie die in het bewuste huis hadden gewoond. ‘De vader van Piet, die samen met zijn gezin in het door jou gezochte huis woonde werd door het bedrijf waarvoor hij werkte ontslagen en omdat hij geen inkomen meer had liepen de schulden op en moesten ze het huis uit. De eigenaar heeft het huis laten slopen en er nieuwbouw voor in de plaats gezet.

De man werd beschuldigd van diefstal, maar hij heeft altijd ontkent. Niemand wilde hem geloven en achteraf was hij inderdaad onschuldig. Maar toen was het voor de man al te laat, omdat hij inmiddels al was overleden. Weet je kind, zo gaat dat nou eenmaal en tegen die hoge heren kunnen wij arme sloebers nou eenmaal niet vechten. Het spijt me schat, ik hoop van ganser harte dat je die Piet vindt. Hij verdient het dat zo’n vriendin als jij naar hem op zoek is. De jongen lijkt op zijn vader en opa, harde werkers en heel integer en goedaardig. Fijne kerstavond kind,’ groet de man haar en loopt vervolgens sjokkend verder de kou in.

Stil en verdrietig kijkt Eline hem na en radeloos besluit ze uiteindelijk om terug te gaan naar de bus om naar huis te gaan. Zwijgend gaat ze weer achter in de bus zitten. Deze keer heeft ze geen aandacht voor de omgeving om haar heen en diep in gedachten loopt ze naar huis.

Laat in de middag komen haar ouders thuis en zoals gewoonlijk zijn ze vol van de reis die zij hebben gemaakt. Eline begrijpt inmiddels dat deze kerst zal verlopen als alle andere en dat zij weer in haar keurslijf zal worden gedrukt. Inmiddels is de duisternis ingevallen en tuurt Eline naar de heldere hemel waar de maan de fontein, door zijn heldere licht, laat schitteren. In de verte ziet ze Witteveder in galop aankomen lopen. Wit als de sneeuw zelf, zoals Piet had geopperd. De ruiter, die hem bereid kan ze niet goed zien. Maar zijn silhouet komt haar bekent voor, maar ze kan zich niet herinneren waarvan. Ze drukt haar voorhoofd tegen het glas in de hoop dat ze kan ontdekken wie de ruiter zou kunnen zijn, maar hij is inmiddels alweer verdwenen.

Even sluit ze haar ogen en probeert zich te herinneren wie Witteveder zou kunnen hebben bereden. Er zijn er niet veel die het paard op zijn rug toelaat.

Stilletjes besluit Eline naar haar kamer te gaan en verdrietig gaat ze op bed liggen. Plotseling hoort ze dat er af en toe op haar raam wordt getikt. Alsof iemand er steentjes tegenaan gooit. Boos en in de veronderstelling dat het natuurlijk weer die vervelende Ejtraam moet zijn en roept: ‘Hou daar mee op, ga toch weg.’

Eline staat op en loopt naar het raam en ziet tot haar grote verbazing Piet onderaan haar raam staan. In zijn hand heeft hij een kiezelsteentje die hij op het punt staat tegen haar raam aan te gooien.

‘Nee hè, niet nog eens,’ moppert Eline, die in de veronderstelling is dat ze weer wegzakt in één van haar dromen.

Maar deze keer droomt zij niet en rent naar beneden waar ze via de keuken de tuin in rent en zich in de armen van Piet stort. Piet vangt haar op en houdt haar stevig vast. Als ze elkaar aankijken kussen ze elkaar en Eline laat haar tranen vloeien. Niet van verdriet, maar van vreugde.

‘Wat denk je, wil je nog met me trouwen Eline,’ vraagt hij liefkozend?

‘Natuurlijk, niets of niemand kan mij hiervan afhouden,’ is haar antwoordt.

‘Ik heb je gemist, maar wat zullen je ouders hiervan vinden. Denk je dat ze het zullen begrijpen en mij kunnen accepteren,’ vraagt hij zacht en Eline voelt dat zijn lichaam trilt van emotie.

‘Wat mijn ouders er ook van vinden, ik trouw met je. Ik wil mijn leven met jou delen, of zij dat nou leuk vinden of niet. Wij horen bij elkaar.’

De vrees van Piet werd werkelijkheid. Haar ouders waren het totaal niet met haar keuze eens. Ze gaven haar de keuze: Trouwen met Maurits of worden onterfd.

Eline koos voor Piet en trouwde toch met hem. Alleen haar oma steunde haar in haar beslissing. Zij schonk ze een bedrag waar ze in het buitenland een boerderijtje van konden kopen. Piet nam zijn familie mee, die hem bijstonden om het boerderijtje te laten uitgroeien tot een bloeiend bedrijf.

Eline was gelukkig, de enige waar ze wel eens naar verlangde was oma. Oma die haar altijd toefluisterde: ‘Pak de koe bij de horens, als de tijd er rijp voor is.’

Uiteindelijk begreep ze wat de lieve oude dame haar altijd wilde vertellen.

Van Maartje had ze nooit meer iets gehoord, ook niet van Ejtraam trouwens.

Op een mooie zomerse avond toen ze met zijn alle in de tuin zaten, kwam haar dochter bij haar zitten.  Voor haar lag haar scrabbelbord, waar ze dol op was. Eline zag dat ze de letters van de ene naar de andere plaats verschoof en opeens riep ze: ‘Mam…, mam…, ik heb je raadsel opgelost.’

‘Welk raadsel lieverd,’ antwoordde Eline.

‘Het raadsel van Ejtraam.’

‘Oh ja, vertel…’

‘Ja, kijk maar. Jij vertelde ons dat je Maartje en Ejtraam nooit samen had gezien. Nou ik weet waarom. Kijk maar, als je Maartje omdraait, krijg je Ejtraam.’

Einde